Nieuwaal – De flauwe ochtendzon reflecteert op het ondiepe water van de uiterwaarden bij Nieuwaal, waar een aantal lepelaars zich sierlijk voortbewegen op zoek naar voedsel. Hun karakteristieke foerageergedrag, waarbij ze hun spatelvormige snavel door het water zwaaien, blijft een fascinerend schouwspel. 

De lepelaar (Platalea leucorodia) is een ware beschermingssuccessen binnen de Nederlandse vogelpopulatie. Waar in de jaren ’70 het aantal broedparen in ons land was afgenomen tot slechts 170, is dat aantal inmiddels uitgegroeid tot ruim 2.500 dankzij gerichte beschermingsmaatregelen. Dit geeft hoop voor de instandhouding van deze elegante vogel.

Wat de lepelaar direct herkenbaar maakt, is zijn unieke snavel: lang, zwart en aan de voorzijde geel, met een karakteristieke spatelvorm. Zijn witte verenkleed wordt geaccentueerd door gele en lichtoranje plekken, en tijdens het broedseizoen siert een bossige kuif zijn kop, wat hem een extra statige uitstraling geeft.

Deze vogels leven voornamelijk in moerassen en ondiepe wateren, waar ze zich voeden met kleine waterdieren zoals visjes, garnalen en insectenlarven. Hun foerageertechniek – ritmisch zwaaiend met hun snavel door het water – stelt hen in staat om prooien op te sporen zonder ze te zien, puur door tast.

Het is altijd een bijzondere ervaring om deze majestueuze vogels in het wild te observeren. De uiterwaarden van Nieuwaal bieden hen een geschikte leefomgeving, waar ze in alle rust hun gang kunnen gaan.